Vanaf het begin van de jaren negentig werkt de Vlaamse kunstnaar Berlinde De Bruyckere (1964) met dekens als materiaal voor haar beelden en installaties. Wollen dekens die bedekken en beschermen. Maar voor De Bruyckere symboliseren ze niet alleen warmte en beschutting, maar ook kwetsbaarheid en angst. ’Een deken is voor mij een symbool van geborgenheid. Het heeft een ziel, die meestal positief geladen is. Een deken dekt je toe, je voelt je het kind dat binnen zit terwijl het buiten regent. Ik gebruik een deken ook als negatief voorwerp. Je kan iemand zo veel liefde en geborgenheid geven dat hij erdoor verstikt raakt, zichzelf niet meer vindt. Onder een stapel dekens liggen desoriënteert! Die dubbelzinnigheid speel ik graag uit in mijn werk.‘
De internationale gemeenschap biedt dekens als schaamlap voor haar eigen machteloosheid. Slachtoffers worden in dekens gehuld. Het leed wordt bedekt. In het atelier van De Bruyckere hangen dergelijke krantenfoto’s als stille momenten tussen de alledaagse paperassen. Het zijn dikwijls beelden waarin treurnis en schoonheid met elkaar om de aandacht lijken te vechten.
Een van de eerste beelden met dekens van De Bruyckere was een simpele stapeling opgevouwen dekens op een wankele houten kruk (zonder titel 1991). Orde en evenwicht van de stapel worden hier bijna letterlijk onderuit gehaald door deze vervaarlijk hellende sokkel. Het Dekenhuis uit 1993 is een metalen kooi waarover dekens zijn gedrapeerd. Een enkele hoek van de kooi is onbedekt maar het Dekenhuis is ontoegankelijk en biedt slechts de suggestie van beschutting.
Deken, katoen, zijde en wol, 212 x 132 cm
Editie, oplage 500 ex (Nr. 154)
(Foto: courtesy Hauser & Wirth)