Ruim vier maanden schreef ik voor de Volkskrant een column over mijn ervaringen in de thuiszorg. Onlangs heb ik mijn contract met de thuiszorgorganisatie verlengd. Reden genoeg om nog een tijdje door te gaan met het beschrijven van mijn avonturen.
Dit is mijn achtste post-Volkskrant column.
Wilt u de column geheel gratis en voor niets elke week in uw mailbox? Stuur dan een mailtje naar:
info@hausmannart.nl met de vermelding ‘column’.
De komende weken verschijnt Dirk poetst door onregelmatig. Dit in verband met mijn momenteel overvolle poetsagenda, en de naderende vakantie. Ik wens jullie een heerlijke zomer!
De andere*
Mijn eerste invalbeurt bij mijn oudste klant tot nu toe – hij is 92 – duurt welgeteld een kwartier. Bij binnenkomst tref ik meneer onderuitgezakt op de bank, starend naar een Turkse soap op de televisie. Ik stel me voor en probeer een gesprek te beginnen. Meneer antwoordt niet en kijkt mij ook niet aan. Wel grijpt hij af en toe naar zijn buik, zijn gezicht in een grimas. Op mijn vraag of het goed met hem reageert hij met ‘pijn’, zonder verdere toelichting.
Als de stilte ongemakkelijk begint te worden informeer ik vriendelijk naar meneer zijn wensen.
‘Het huis is schoon’, is zijn afgemeten antwoord, zijn blik nog steeds gefixeerd op de tv.
Ook de boodschappen blijken al gedaan: alles is voorradig, maak ik op uit zijn ‘nee, nee’ op zo ongeveer al mijn vragen en suggesties.
Zijn lichaamstaal spreekt boekdelen: ik ben hier te veel.
Omdat ik over drie dagen opnieuw bij hem ga invallen, leg ik me bij de situatie neer. Als ík me niet goed voel wil ik ook liever niemand om me heen. En zeker niet iemand die gaat stofzuigen.
Dus keer ik vijftien minuten nadat ik bij meneer heb aangebeld huiswaarts, zonder de stofzuiger of dweil überhaupt te hebben aangeraakt. Komende vrijdag ga ik op volle kracht herkansen, neem ik me voor.
Een grote inschattingsfout, blijkt.
Omdat de situatie me toch niet lekker zit besluit ik langs de zorgorganisatie te fietsen om ruggespraak te houden. Ook daar wordt het gedrag van mijn klant enigszins vreemd gevonden. Totdat een van de dames opmerkt:
‘Maar meneer is natuurlijk wel aan het dementeren, hè.’
Wablief?
Had ik dit geweten dan was ik resoluter te werk gegaan. Nu opnieuw bij meneer aanbellen en het nog eens proberen lijkt mij, gezien de valse start en het feit dat hij pijn heeft, geen optie. De dames van de organisatie zeggen dat ze contact zullen opnemen met de dochter van mijn klant.
Enigszins gerustgesteld rij ik wat later naar huis.
Op het tijdstip dat mijn invalbeurt officieel ten einde zou zijn geweest gaat mijn telefoon. Het is de thuiszorgorganisatie. Of ik de dochter van meneer wil bellen. Zij wil graag met mij overleggen. Even voel ik me weer vijftien, op weg naar conrector Pater Brandehof voor een standje.
Mevrouw is allervriendelijkst, en heeft begrip voor het misverstand. Ook krijg ik te horen dat meneer nauwelijks Nederlands spreekt – zijn overtuigend klinkende ‘het huis is schoon’ moet een toevalstreffer zijn geweest -, en chronisch last heeft van zijn darmen. Ze is een beetje in paniek. Ik kom pas vrijdag weer, en haar vader heeft nog slechts voor één dag eten. Niks alles in huis dus; ik ben er met open ogen ingetuind.
We spreken af dat ik de volgende dag mijn twee uur ga inhalen. Mevrouw is opgelucht en bedankt me hartelijk voordat we ophangen.
Hoewel meneer door zijn dochter deze keer nadrukkelijk op de hoogte is gebracht van mijn komst, krijg ik de indruk dat hij niet goed begrijpt wie ik ben, en vooral wat ik kom doen. De communicatie verloopt stroef, ondanks de hulp van een Turks woordenboek op mijn telefoon. Meneer heeft het niet zo op bezoek, lijkt het.
Nadat ik mijn schoonmaaklijstje heb afgewerkt, met veel extra aandacht voor toilet en douche, het bed heb verschoond en de was heb gedaan, stort ik me op de boodschappen. De vaste hulp heeft weliswaar een lijstje achtergelaten, maar dat biedt de nodige ruimte voor interpretatie. Bovendien zijn sommige producten supermarktgebonden. Met als gevolg dat ik langs twee adressen moet. Voor het eerst in mijn leven winkel ik bij mijn naamgenoot; op de een of andere manier was het er tot nu toe nooit van gekomen. Geen sinecure, winkelen in een ‘vreemde’ supermarkt. En dan ook nog eens zelf de keuze moeten maken uit het assortiment ‘volkoren bolletjes, gezonde kant-en-klaarmaaltijden en groente- en fruitsapjes’.
Terug in het appartement van mijn klant probeer ik, tegen beter weten in, opnieuw een paar woorden met hem te wisselen. Hij reageert op alles wat ik zeg met ‘ja, ja’.
Tot hij mij, als ik de hoop al heb opgegeven, verrast met een vraag:
‘Wanneer andere meneer terug?’
Dirk Meuleman
(Met dank aan de altijd vriendelijke en vrolijke eigenaar van mijn buurtsuper, Super Ruys, voor het beschikbaar stellen van de Turkse producten op de foto)