Ruim vier maanden schreef ik voor de Volkskrant een column over mijn ervaringen in de thuiszorg. Onlangs werd mijn contract met de thuiszorgorganisatie verlengd. Reden genoeg om nog een tijdje door te gaan met het beschrijven van mijn avonturen. Dit is mijn tweede post-Volkskrant column.
Veel leesplezier!
Wilt u de column geheel gratis en voor niets elke week in uw mailbox? Stuur dan een mailtje naar:
info@hausmannart.nl met de vermelding ‘column’. Ik beloof hierbij plechtig dat u alleen de column krijgt toegestuurd, en geen informatie over de prachtige boeken die ik via deze site verkoop…
Stekkertje
Als ik beneden heb aangebeld doet mijn vaste cliënt L. zelf open. Dat is nog niet eerder gebeurd.
‘Ik zag je al aan komen lopen.’
‘Is er iets aan de hand?’, informeer ik.
Ze legt uit dat ze een huisgenoot aan het helpen is, in de gezamenlijke ruimte van het gebouw waar ze woont. Ze wijst naar een klein vrouwtje met spierwit haar dat met haar jas aan zit te wachten aan een van de tafels. Voor haar neus staat een handtas; de inhoud ligt uitgestald op tafel.
‘Haar telefoon is leeg, en ze is haar telefoonstekkertje kwijt’, legt L. uit.
‘Ga jij maar vast naar boven.’ Ze geeft me de sleutel.
Ondanks het feit dat de zorgorganisatie opnieuw een mail heeft rondgestuurd om te benadrukken dat bij de klant werken als deze niet thuis is absoluut niet mag, open ik de deur van het appartement en begin enthousiast aan mijn taken. De ramen staan open en er is niemand die me op de vingers kijkt. Heerlijk.
Ik ben al klaar met stoffen als er wordt aangebeld. L. loopt naar binnen, gevolgd door de lichtelijk aangeslagen huisgenoot. Mevrouw blijkt een beetje in de war. Niet alleen is het oplaadsnoer nog steeds spoorloos, ook is haar niet langer duidelijk waarom ze met haar jas aan beneden zat. Ze had een afspraak, zoveel weet ze nog, maar met wie en hoe laat is ze vergeten.
‘Ik denk dat het voor de vaccinatie was’, probeert ze. ‘Dat is bij de RAI.’
‘Je had toch al twee prikken gehad?’, merkt L. op. ‘Dat zei je vorige week nog.’
Ze dirigeert haar huisgenoot naar de bank en neemt het heft in handen. In de handtas vindt ze een papiertje met een telefoonnummer en het bijschrift ‘taxicentrale’. Klopt, mevrouw herinnert zich nu dat ze op een taxi zat te wachten. L. belt de centrale en krijgt te horen dat er inderdaad een taxi was besteld, maar dat die weer is weggereden omdat er na herhaaldelijk bellen niemand was komen opdagen. De opgegeven bestemming blijkt een kapperszaak.
Natuurlijk. Hoe kon ze dat nu zijn vergeten?
Ik bewonder de rust en doortastendheid waarmee L. de kwestie tot op de bodem uitzoekt.
‘Zo, nu gaan we je dochter even bellen. Dan kun jij lekker terug naar je kamer en gewoon rustig afwachten.’ Haar toon is vriendelijk maar beslist.
‘Afwassen?’ Mevrouw kijkt L. niet begrijpend aan.
Nadat de dochter is gebeld gaan ze samen terug naar het appartement van de huisgenoot om het stekkertje te zoeken. Bij de deur draait mevrouw zich naar mij om.
‘Dag meneer’, zegt ze, met een allerliefste glimlach.
Even later is L. weer terug in het appartement. Ze is afgepeigerd en gaat in haar leunstoel zitten, met de benen op het bankje. Het stekkertje is nog steeds niet gevonden.
‘Je zou het goed doen in de zorg’, grap ik.
‘O nee, ik word al moe als ik er aan denk. Dat laat ik liever aan jou over.’
Ik begrijp de hint en ga verder met mijn werk.