Ruim vier maanden schreef ik voor de Volkskrant een column over mijn ervaringen in de thuiszorg. Onlangs werd mijn contract met de thuiszorgorganisatie verlengd. Reden genoeg om nog een tijdje door te gaan met het beschrijven van mijn avonturen. Dit is mijn derde post-Volkskrant column.
Wilt u de column geheel gratis en voor niets elke week in uw mailbox? Stuur dan een mailtje naar:
info@hausmannart.nl met de vermelding ‘column’. Ik beloof hierbij plechtig dat u alleen de column krijgt toegestuurd, en geen informatie over de prachtige boeken die ik via deze site verkoop…
Poetsrecht
Op dinsdagochtend word ik gebeld met de vraag of ik de volgende dag kan invallen. Dat kan, dus ik verwacht dat zoals altijd de gegevens zullen worden toegestuurd. Even later komt het bericht binnen dat de klant aangeeft toch geen invaller te willen.
‘s Middags krijg ik per mail opnieuw een invalverzoek. De meegestuurde omschrijving heeft iets knus: ‘Klein huis. Slaapkamer achter het muurtje. Helpen bij bed verschonen en de was. Lakens ook ophangen. Huisdieren: ja (2 parkieten, verzorgt mevrouw zelf)’. Ik ben nieuwsgierig en geef aan dat ik graag wil. Ook deze keer krijg ik een afwijzend bericht terug: mevrouw wenst mij niet te ontvangen.
Omdat ik toch langs de zorgorganisatie wil – er ligt een cadeautje voor mij klaar in verband met De dag van de zorg, én ik moet nog steeds mijn ondertekende contract afgeven – besluit ik verhaal te gaan halen. Mijn vermoeden wordt bevestigd: beide cliënten willen liever geen hulp van een man. Tot op het bot gekrenkt fiets ik huiswaarts. Ík, koning van de natte doek, de Rudi van Dantzig van de dweil, de Shakira van het Swifferdoekje, geroemd door zowel mijn inval- als mijn vaste klanten – bij mijn laatste bezoek had N. mij nog uitgebreid gecomplimenteerd met de blinkende spiegels – gediscrimineerd vanwege van mijn geslacht? Schande!
Overigens staat mijn werkgever in deze kwestie volledig achter mij. Er mogen dan nog steeds mensen zijn die hardnekkig de mythe in stand houden dat een man niet kan poetsen, de huisregel is dat er niet mag worden geweigerd op basis van sekse. Meneer en mevrouw zullen het daarom deze week zonder hulp moeten stellen. Eigen schuld, dikke bult. Hadden ze me maar niet moeten weigeren.
De daaropvolgende dagen stromen de opdrachten binnen. Er blijken intern wat verschuivingen bij de organisatie. Gevolg: ik krijg twee nieuwe klanten toegewezen en een flink aantal invalbeurten.
Een van mijn nieuwe klanten is iets jonger dan ik en licht gehandicapt. Het is de eerste keer dat hij thuishulp krijgt: twee uur, om de week.
‘Hoe gaat het eigenlijk in z’n werk?’, vraagt hij als we aan tafel zitten.
Ik leg uit dat ik de eerste keer alleen maar een beetje rondkijk en koffie drink.
‘Da’s niet slecht. Het verdient zeker ook nog eens heel goed?’
Bakken met geld, onthul ik. Hij grinnikt. Het is duidelijk: het klikt.
Meneer durft nu wel te bekennen dat hij nogal slordig en chaotisch is. Dat was me bij binnenkomst niet ontgaan. Ter compensatie heeft hij nieuwe schuursponsjes, doekjes en schoonmaakmiddelen gekocht.
‘En de stofzuiger heeft een verse zak’, meldt hij trots.
Ik heb maar twee uur en stel voor om meteen aan de slag te gaan. Graag, en of ik de badkamer een flinke beurt wil geven. Snel wordt duidelijk waarom. Het bad wordt gebruikt als wasmand en voor kleren die niet meer in de kast passen. De staat van het sanitair roept herinneringen op aan mijn eerste studentenhuis.
Ik ga aan de slag en werk bijna twee uur onafgebroken door. In mijn hoofd hamert het mantra ‘mannen kunnen wél poetsen’, en ik ben niet te stuiten.
Als ik aan het eind van de sessie de spullen weer op hun plek zet, is de badkamer blinkend schoon en het huis vrij van stof en spinnenwebben. Tevreden, moe en nog steeds strijdbaar verlaat ik het pand.
Zo ongeveer moet het feminisme ontstaan zijn.
Dirk Meuleman